Werkwijze
Wat is LAB-MT?
Geen stapstenen maar velden
Vele andere lichaamswerkmethoden die we tijdens het LAB-MT-onderzoek verkenden, vertrekken van een vaak lineaire opbouw, vanuit logische ‘bouwstenen’. Deze worden dan aangepast/ingepast aan de context waarbinnen het lesgeven plaatsvindt.
Bij LAB-MT merkten we dat de ‘methode’ die Magda Thielemans hanteerde, steeds vanuit de unieke (artistieke) context als referentie én vertrekpunt startte. Het performatieve karakter van haar ‘les’ maakte dat er steeds een iteratief proces plaats vond, dat modulair en niet lineair is opgebouwd: een opdracht leidt tot observatie bij de lesgever. Op zijn beurt leidt dit tot een volgende instructie. Waar nodig wordt teruggegrepen op een vorige stap of een vorige oefening.
Het leidde tot de overtuiging dat LAB-MT niet vanuit bouwstenen, maar vanuit ‘velden’ is opgebouwd: de structuur van een les is steeds een zoeken vanuit de in de ruimte ontstane context, vanuit experience of presence (zie o.a. Gumbrecht, 2004), waarbij door de lesgever steeds opnieuw verschillende alternatieven kunnen worden aangeboden.
De lesgever volgt de lerende, de lerende de lesgever: learning– en niet learner-orientated. Het geeft de mogelijkheid om gedifferentieerd in en als groep te werken, zonder de oefeningen voortdurend te moeten aanpassen aan elk individu. Wel is er een constante aandacht voor elke deelnemer: het karakter en de opbouw van de oefeningen staat toe om tijdens de instructies bijkomende persoonlijke suggesties te geven. Deze werkwijze sluit sterk aan bij wat op KCA artistiek of art-based onderzoek is: het zoeken van alternatieven, niet het oplossen van problemen, waarbij de methode niet enkel de logos (lesgeven vanuit een vaststaand systeem) maar ook de methos (lesgeven vanuit een conventie in de groep) volgt (Vanmaele, 2022).
In de afgelopen onderzoeksjaren zijn we er ons van bewust geworden dat LAB geen didactische methode maar eerder een pedagogisch uitgangspunt is. De kern van LAB ligt in de relatie die de lerende met de lesgever aangaat, en de relaties die de lerenden met elkaar aangaan. Het waarom komt voor het hoe, ook al lijkt het voor de deelnemer door de aard van de instructies en oefeningen vooral over dit laatste te gaan. We stellen tijdens de ‘lessen’ voortdurend de vraag welke relatie de deelnemers met het eigen lichaam én met de Ander aangaan. Binnen LAB-MT is het de ervaring die voortkomt uit de artistieke praktijk – het samen bewust worden – die de kern vormt van Magda’s onderwijspraktijk. LAB-MT vertrekt vanuit een learning community, net zoals artistieke creatie binnen de verschillende disciplines van KCA vaak ook vanuit het collectief gebeurt.
De context, het creëren van een hier-en-nu moment, waarbij de condities door de groep en als groep zelf bepaald worden, vormen de kern van LAB. Het is de lesgever die aan de hand van mogelijke opdrachtvelden een compositie mee-maakt, die nooit los staat van het groepsgebeuren.
De velden
Centrale velden die in bijna elke LAB-MT opdrachten terugkomen zijn: Ik, De ruimte, Het moment, De ander, De toeschouwer. Het vormen basisbeginselen van waaruit vertrokken wordt en de oefening is opgebouwd. Elk veld kan verder worden uitgebreid: Ik fysiek wordt zo: Ik mentaal, Ik sociaal, Ik artistiek… Ik fysiek wordt dan weer: Mijn skelet, Mijn zwaartepunt, mijn as, Mijn beweging, Mijn stilstaan, Mijn kracht-steun-ontspanning-souplesse-explosiviteit-beheersing-uithouding-rust… en zo verder.
Basis opbouw
Naast het vertrekpunt van de velden is er steeds een klassieke basisopbouw in onderdelen. Vanuit elk van de onderdelen kan je spelen met de aangehaalde velden. De keuze is eerst en vooral context- en in mijn geval ook artistiek gestuurd. De opbouw bestaat uit:
- een instap: het geeft de deelnemers de kans om letterlijk ‘in de les’ te stappen en zich op het hier- en nu te concentreren;
- een opwarming: zowel fysieke als mentaal het lichaam opwarmen om aan de slag te gaan. Ervaring leert dat vooral de mentale opwarming bij vele deelnemers in het begin lastig is;
- de kern: waar er die ‘les’ rond gewerkt wordt;
- rust: elk ‘lesmoment’ heeft een rustpunt, dat dienst doet als check-up bij de deelnemers en de lesgever, en ook een moment van loslaten;
- terug naar het begin: het overlopen van de verschillende momenten van de ‘les’, waarbij bewustzijn wordt gestimuleerd;
- de uitstap: het afronden van de ‘les’, waarbij elke deelnemer de tijd krijgt om fysiek en mentaal uit te stappen.
De be-geleiding
Elke ‘les’ vertrekken we vanuit een aantal leidende principes. Het zijn gekende zaken voor wie coaching geeft of lesgeeft, en hebben te maken met be-geleiden:
- Elke ‘les’, elke opdracht geef ik laagdrempelig, speels en helder in aanbod. Met helder bedoel ik dat het voor iedereen – zonder uitzondering – mogelijk is om in te stappen. Inclusieve taal is hierbij een voorwaarde.
- Aanschouwelijk maken voedt elke les: verbale en non-verbale taal, illustratief werken (bv. met afbeeldingen of een skelet) en ook muziek helpen de deelnemers bevatten en begrijpen wat van ze wordt gevraagd.
- Observatie: in mijn geval kijken, luisteren, voelen, aanvoelen. De observaties bepalen het tempo, het volgende veld, de inhoud van de opdracht.
- Open vragen stellen, openheid laten, terugkoppelen en suggesties doen. Een LAB-MT ‘les’ is een deelmoment, waarin ik in dialoog ga met de deelnemers. Zonder hun input kan ik niet verder, via mijn terugkoppelingen raken zij mogelijk een stap verder.
- De lesgever volgt de lerende, de lerende de lesgever: learning- en niet learner-orientated.